God verhardt harten. Dit staat in de Brief aan de Romeinen. De apostel Paulus haalt hier meteen een voorbeeld van aan, en het voorbeeld komt uit het Oude Testament. Natuurlijk gaat het er niet om dat God harten verhardt, alsof dat Zijn doel zou zijn. Het gaat over iets heel anders.

De barmhartige God en Farao

Paulus schreef in de verzen hiervoor:

“Daarom ligt het niet aan de gewillige, noch aan de rennende, maar aan de God die genadig is. Want de Schrift zegt tot Farao: Daarom heb Ik u opgewekt, opdat Ik Mijn macht in u zou tonen en Mijn Naam op de hele aarde bekend zou worden.”
Rom 9:16-17

De grote les hier is dat God gewoon God is. Hij is de enige die zichzelf echt bepaalt. Hij is God in de ware zin van het woord. Als God staat Hij boven alle anderen. Hij bepaalt, is niet alleen maar grimmig en afwijzend, of is gewoon “aardig tegen iedereen” zonder ruggengraat. God is de barmhartige God, schrijft Paulus. Het gaat echter niet alleen om barmhartigheid. Het gaat over de loop van deze wereld.

Hoe Paulus God beschrijft is duidelijk: Hij is de God die zich over ons ontfermt. De apostel gebruikt het voorbeeld van Farao om uit te leggen dat de mens weinig kan bijdragen aan dit uitstekende werk van God. Farao werd door God opgewekt zodat God zijn macht in hem zou tonen. Farao zelf wilde dit niet; hij deed er geen verzoek voor en maakte deze keuze ook niet zelf. Het is God die werkt.

“Zo heeft Hij nu barmhartigheid over wie Hij wil, maar Hij verhardt ook wie Hij wil.”
Rom 9:18

Dat is het argument. Eerder verduidelijkte Paulus dat God genade heeft waar Hij wil. Nu breidt Hij dat uit met een tegenpool (zou je kunnen zeggen), het verharden van wie Hij wil. Het gaat niet om deze twee voorbeelden, maar om de grootsheid van Gods soevereiniteit erachter. Stap voor stap argumenteert de apostel verder. Een vers als dit moet niet uit zijn verband worden gerukt. Paul is nog niet klaar met zijn argument. Hij is nog maar net begonnen. God handelt soeverein en dat is wat de apostel hier wil benadrukken.

Gods soevereiniteit

Paulus stelt God aan ons voor als God, zodat we Hem beter kunnen begrijpen in Zijn werk. Omdat Hij God is, kan Hij doen wat Hij wil. Ongetwijfeld zag de farao zichzelf als een machtig man. Naar menselijke maatstaven zou de koning van Egypte enorm machtig zijn. Daarom gebruikt Paulus Farao als voorbeeld.

In de context van de Egyptische geschiedenis (en volgens de Bijbel ook in de context van Israëls ervaring) was de Farao een superkoning, religieus gesproken een vertegenwoordiger van de hemelgoden. Vergeleken met andere mensen was de Farao superieur, bijna goddelijk. Als Farao niets kan doen aan Gods keuze, hoeveel minder kunnen wij dat dan. Dit contrast komt hier terug.

Paulus legt dit contrast naadloos uit aan de hand van de verhalen uit het Oude Testament. Op deze manier wordt de Bijbel erkend als de basis voor het kennen van Gods aard en werk. Via de Bijbel krijgen we hier inzicht in. Als we het verhaal van Farao zorgvuldig lezen, zullen we merken dat God vanaf het begin en herhaaldelijk benadrukt dat Hij Farao’s hart verhardt. Het zou kunnen dat Farao van gedachten verandert, maar dat is precies wat er niet mag gebeuren. God had nog steeds iets voor hem gepland. Daarom verhardt God zijn hart, zodat hij zeker niet van gedachten zal veranderen (Ex. 7:1-4).

Zulke uitspraken zijn onverteerbaar als je ervan overtuigd bent dat God alleen maar liefdevol is, of dat ieder mens voor Jezus moet kiezen zodat God je niet naar de hel stuurt. Volgens de doctrine van de hel kan iemand alleen uit de hel ontsnappen als hij bewust voor Jezus kiest. In de context van het verhaal van de Farao zijn er verschillende problemen met deze aanname. Ten eerste bestond Jezus niet in de tijd van de Farao’s en ten tweede verhardde God volgens de Bijbel zelf het hart van deze Farao. Het verhaal van de doctrine van de hel heeft hier geen plaats, zelfs niet in Paulus’ argumentatie in de Brief aan de Romeinen.

Gods actie wordt benadrukt

Als je zulke teksten leest als in Romeinen 9, dan is het gevolg niet te rijmen met een doctrine over de hel. Wat Paul hier doet is ongelooflijk. Als we luisteren, kunnen we veel leren over Gods aard en werk. Gods actie wordt benadrukt. Paulus beschrijft dit. Hij laat stap voor stap zien dat God overal de leiding heeft.

In het huidige argument gaat het Paulus niet om Farao, maar om Gods soevereiniteit. De focus van de tekst is iets wat we in gedachten moeten houden. We vinden de soevereiniteit van God ook overal in het Oude Testament. Bijvoorbeeld hier: “Het hart van de mens plant zijn weg, maar de HEER leidt zijn stap” (Spr. 16:9; Spr. 20:24; Spr. 21:1, enz.).

Dit erkennen is God vrezen zonder enige arrogantie. God werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil (Ef 1:11). Deze passage gaat niet over Farao. Paulus maakt de verwijzing als voorbeeld. Hij houdt zich bezig met de soevereiniteit van God. Farao was niet zelfbepaald. Zijn we dat? Waar staat God en waar staan wij?

De vraag is waar dit toe zal leiden.

Verdieping

Bespreek:

  • Exodus 4:21
    “En Yahweh zei tot Mozes: Wanneer gij gaat om terug te keren in Egypte, zie toe dat gij al de wonderen doet die Ik in uw hand gelegd heb voor het aangezicht van Farao. En Ik, Ik zal zijn hart verharden, dat hij het volk niet zal laten gaan.”
  • Filippenzen 2:13
    “Want God is het die beide in u werkt: het willen en het werken naar zijn welbehagen.”
  • Lucas 22:3
    De vermeende vrijheid van de mens wordt beperkt. Hier is een extreem voorbeeld van hoe Satan ervoor zorgde dat Judas Iskariot Jezus zou verraden: “Maar Satan kwam in Judas, die Iskariot genoemd wordt, en die tot de twaalven behoorde”. Dit gebeurde voordat Judas Jezus verraadde.
  • God is God. Dat geldt alleen voor Hem. Alle andere mensen, machten en krachten plannen dingen, maar ze kunnen niet inschatten waar het toe zal leiden. Terugkijkend op de actie tegen Jezus schrijft Paulus later: wij spreken Gods wijsheid in een verborgenheid, die God van tevoren, voor de eeuwen, heeft ingesteld tot onze heerlijkheid ; die geen van de heersers van dit tijdperk heeft gekend (want als ze hetzelfde hadden geweten, zouden ze de Heer van de heerlijkheid niet hebben gekruisigd)” (1Cor 2:7-8, vgl. 1Cor 1:23-25). De “vorsten van deze tijd”, dat wil zeggen alle machtigen, zichtbaar zoals het Sanhedrin of onzichtbaar, zoals Satan, die de Christus tegenwerkten, wisten niets van Gods raad. Dat Satan nu Judas naar binnen dreef was, achteraf gezien, doelgericht, niet voor Satan, maar voor God (2Cor 5:14-21). Het kruis is het fundament van Gods verlossing voor deze wereld (Kol 1:20).