Romeinen 16:21-24 bevat de laatste groet aan de kerk in Rome. De groeten sluiten de brief af. Dit wordt alleen gevolgd door zegeningen, maar deze bevatten belangrijke verklaringen. Daarom is het de moeite waard om een apart artikel te schrijven over de laatste verzen van deze brief en hier voorlopig alleen de persoonlijke groeten te vermelden.
“Timoteüs, mijn medewerker, en Lucius en Jason en Sosipater, mijn familieleden, groeten u. Ik, Tertius, die de brief schreef, groet u in de Heer. Gaius, mijn gastheer en de gastheer van de hele gemeente, groet u. Erastus, de centurio van de stad, en mijn broer Quartus groeten u. De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen! Amen.”
Rom 16:21-24
Verrassend genoeg wordt Paul nergens genoemd. Zijn naam staat aan het begin van de brief (Romeinen 1:1). Andere medewerkers worden hier genoemd. Timoteüs, “mijn medewerker”, wordt als eerste genoemd. Dit wordt onmiddellijk gevolgd door drie familieleden van Paulus, “Lucius en Jason en Gaius”. Onthoud dat Paulus niet in Israël werd geboren, maar in Tarsus, in wat nu Turkije is (Handelingen 9:9; Handelingen 21:39; Handelingen 22:3). Deze stad lag aan de monding van een rivier en het is duidelijk dat zijn familieleden, net als Paulus, ook op de Middellandse Zee reisden.
Tertius, die de brief voor Paulus schreef, wordt als volgende genoemd. Paulus had de brief gedicteerd en vermoedelijk ook andere brieven van hem. Het beroep van schriftgeleerde was gebruikelijk en Paulus had een ellendige visie. Hij kon schrijven en was een geleerd man, maar hij had problemen met zijn ogen. Dit kan worden afgeleid uit de volgende passage:
“Want ik getuig u dat als het mogelijk was geweest, u uw ogen zou hebben uitgestoken en ze aan mij zou hebben gegeven.”
Gal 4:15
Paulus ondertekende echter al zijn brieven met een groet, zoals hier te zien is:
“De groet met mijn, Paulus’, hand, die het teken is in elke brief; zo schrijf ik.”
2Thess 3,17
Terwijl Paulus zijn brieven dicteerde, schreef hij een persoonlijke groet, waaruit de authenticiteit van de brief moet worden afgeleid. Dit wordt ook gevonden in 1 Korintiërs 16:21 en Kolossenzen 4:18. Hoe en of dit bij de Romeinen het geval was, kan volgens mij nergens direct worden afgeleid. Er zijn echter aanwijzingen dat Paulus dit in al zijn brieven op dezelfde manier deed.
Genade zij met u
“De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen! Amen.”
Rom 16:24
Paulus had de uitdrukking “de genade van onze Heer Jezus Christus” een paar verzen eerder al gebruikt (Rom 16:20). In 2 Korintiërs beschrijft Paulus dit als volgt:
“Want u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij, toen Hij rijk was, om uwentwil arm is geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden.”
2Cor 8,9
De begroeting wordt afgesloten met een genadewens en bevestigd met een“Amen“. In het Hebreeuws betekent het woord amen zoiets als “trouw”. Het is de bevestiging van wat eerder is gezegd.
Je kunt dergelijke gunstwensen ook in andere brieven vinden. Vers 24 komt echter niet in alle manuscripten voor. Om deze reden is het weggelaten uit het Concordant Nieuwe Testament.