Romeinen 14 begon met de woorden “Maar neem de zwakken in het geloof aan”. Romeinen 15 benadrukt andere aspecten en begint met “Maar wij, de machtigen, zijn verplicht de zwakheden van de machtelozen te dragen en onszelf niet te behagen”. De twee hoofdstukken 14 en 15:1-7 horen bij elkaar. Het gaat over kracht en zwakte in het geloof en hoe we daar in gemeenschap mee omgaan.
Kracht en zwakte
In hoofdstuk 14 beschreef Paulus dat kracht in geloof voortkomt uit het niet oordelen over anderen (Rom 14:1). De zwakken daarentegen oordelen voortdurend over wat ze wel of niet zouden moeten doen. Sommigen eten alleen groenten (Rom 14:2), anderen respecteren bepaalde dagen meer dan andere (Rom 14:5). Weer anderen kunnen alles eten en zien er elke dag weer uit als de ander. Paulus oordeelt hier niet over, maar schrijft eenvoudigweg dat we elkaar niet moeten oordelen of veroordelen. “Want niemand van ons leeft voor zichzelf en niemand van ons sterft voor zichzelf” (Rom 14:7). Het gaat niet over religieuze gewoontes of verplichtingen. Noch het doen, noch het niet-doen is relevant. Paulus laat zien dat religieuze vroomheid, gevormd door uiterlijke dingen, niet helpt.
We moeten elkaar niet oordelen, want ieder van ons zal voor God rekenschap afleggen (Rom 14:12). Het geloof dat we voor onszelf hebben, moeten we voor God hebben (Rom 14:22). Iedereen is verantwoordelijk voor zichzelf. Dat is de uitgangspositie.
Maar Paulus zei hiermee niet alles. Er is inderdaad een verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar. Begrijpen dat we anderen niet moeten veroordelen en dat we verantwoordelijkheid voor onszelf moeten nemen is juist, maar het is niet het hele verhaal. Het gaat verder.
“Maar wij, de machtigen, zijn verplicht om de zwakheden van de machtelozen te dragen en niet om onszelf een plezier te doen.”
Rom 15:1
Zelfzucht is geen doel. Daar moeten we voor oppassen. We moeten er eerder aan werken om de anderen te dragen. Wie een krachtig geloof heeft, wordt gekenmerkt door twee dingen:
- Ze veroordelen niet
- Ze dragen de machtelozen met hun zwakheden.
Zwakken in geloof kan men herkennen aan de volgende dingen:
- Men veroordeelt
- Mensen zijn vol van zichzelf, verketteren en demoniseren anderen.
- Ze eisen van anderen dat ze hetzelfde doen als zijzelf
- Ze gaan prat op speciale inzichten, speciale leringen en gedragingen
- Gemeenschap is gebouwd op conformiteit.
De verschillen kunnen niet groter zijn. Het is logisch dat de zelfingenomenen zichzelf “sterk” noemen en de anderen “zwak”. Hoe herken je dit?
Het goede voor anderen zoeken
Dit is een indicatie van de dynamiek van het geloof: hoe gaan we om met andersdenkenden in de gemeente?
“Ieder van ons probeert zijn naaste te behagen, voor zijn bestwil.”
Rom 15:2
Dat is de maatstaf. Wat proberen we te bereiken? Het is de houding die Paulus hier aan de orde stelt. Het gaat over de richting waarin we ons denken en doen bewegen. Proberen we het goede voor de ander te bereiken? Proberen we hem te bemoedigen, dichter bij Christus te brengen (zie ook Ef 4:15-16)? Het is de houding van het geloof die doorslaggevend is, niet of iets “goed” of “fout” is. Paulus ziet gemeenschap als een proces, als ontwikkeling, en de sterken in geloof bevorderen positieve ontwikkeling, terwijl de zwakken verstrikt raken in religieus gedrag, bazigheid en menselijke veronderstellingen.
Zij die een genereuze spirituele horizon hebben, zullen anderen de vrijheid in leiden. Ze zullen zich aan Christus binden in plaats van zich vast te klampen aan religieuze ideeën. Levend geloof is iets anders dan religie en religieuze eisen.
Betrokkenheid van de sterken
De machtigen zijn verplicht om de zwakheden van de machtelozen te dragen en niet om zichzelf een plezier te doen. We lezen dit niet andersom – nergens wordt de zwakken gevraagd om de krachten van de sterken te verdragen. De sterken zullen de conclusies van de zwakken niet delen, maar ze wel dragen. De machtigen zetten zichzelf niet op de eerste plaats, maar kunnen afstand nemen van hun eigen behoeften en inzichten. Ze hebben geen obsessieve behoefte om zichzelf te behagen, noch zitten ze gevangen in hun eigen religieuze wereldbeeld, godsbeeld en mensbeeld. Ze rusten in zichzelf en kunnen anderen uitdagen in hun menselijkheid en christelijkheid.
Als gelovigen denken dat God hen bij elke stap veroordeelt en zich daarom krampachtig aan regels houden, aan vermeende ladders, dan bevestigen ze zichzelf alleen maar als onzeker en geplaagd door gevoelens van minderwaardigheid. Maar zij die gegrond zijn in Gods genade weten dat alles van God afhangt en dat er daarom geen stress is. De eerste spreekt van onzekerheid, de laatste van vertrouwen in God.
De sterken hebben zich ook gerealiseerd dat iedereen voor zichzelf leeft en voor zichzelf sterft. We delen allemaal dezelfde roeping, maar we geven allemaal vorm aan ons eigen leven voor God. De machtigen zijn verplicht om de zwakheden van de machtelozen te dragen omdat zij vrij zijn en niet alleen genade hebben ontvangen maar er ook naar kunnen leven. Ze hebben geleerd te onderscheiden wat belangrijk is (vgl. Fil 1:9-11).
Ieder van ons moet voor zichzelf verantwoording afleggen aan God. Daarom moeten we niemand veroordelen, maar elkaars geloof bevorderen (Rom 14:12-13). Het geloof dat we voor onszelf hebben, moeten we voor God hebben (Rom 14:22). De machtigen zullen ruimte geven aan de machtelozen en er actief aan bijdragen dat allen naar Christus toe groeien (Ef 4:15-16).
Uitdaging in de gemeenschap
Er is een uitdaging voor deze nobele houding: zwakken in geloof zullen proberen hun kijk op de dingen op te dringen. Hierdoor voelen ze zich veiliger. Dwangmatig religieus gedrag, in de veronderstelling dat dit je leven aangenamer voor God zal maken, manifesteert zich op verschillende manieren. Paulus noemt er enkele in hoofdstuk 14: De zwakke eet alleen groenten (Rom 14:2), of respecteert de ene dag meer dan de andere (Rom 14:5). Dit is niet belangrijk voor Paul. De naties hebben nooit zulke richtlijnen van God ontvangen. Sommigen vinden dit echter wel belangrijk. Paulus legt in Kolossenzen uit dat al deze dingen afleiden van de volheid in Christus en eerder dienen om het vlees te bevredigen (om iemands religieuze behoeften te bevredigen, Kol 2:23).
Zo dragen de sterken de zwakheden van de zwakken, en zullen geen wijn drinken of vlees eten in de aanwezigheid van hen die aanstoot nemen (Rom 14:21). Het verdragen van zwakheden is echter niet het bevestigen van de machtelozen in hun interpretatie van de Schrift, maar alleen het waarderen van je oprechtheid – zelfs in het verkeerd interpreteren van de Schrift. De machtigen zullen dus ook afbakening moeten oefenen. Ze geven niet alleen vrijheid aan de zwakkeren voor hun persoonlijke interpretatie, maar komen ook op voor hun eigen vrijheid om zich niet door anderen te laten bepalen.
In het eerder genoemde 2e hoofdstuk van Kolossenzen schrijft Paulus in deze zin:
“Als jullie dan samen met Christus gestorven zijn aan de basisregels van de wereld, wat stellen jullie je dan onder decreten zoals zij die in de wereld leven: Raak dit niet aan! Proef dit niet! Raak dit niet aan! (dit alles is bestemd tot vernietiging door consumptie) – volgens menselijke voorschriften en doctrines die, hoewel ze een uitdrukking van wijsheid hebben in willekeurig ritueel, in nederigheid en het niet sparen van het lichaam, van geen waarde zijn behalve voor de bevrediging van het vlees.”
Kol 2:20-23
“Wat stel je voor!” is de verklaring van misplaatste religiositeit. Daar hoor je Paulus’ correctie. Dit gaat niet alleen over bepaalde dingen, maar ook over ritueel en valse nederigheid. Dit is de religieuze houding die alleen nuttig is voor de bevrediging van het eigen vlees. De Kolossenzen werden beïnvloed door filosofie, tradities en menselijke interpretaties (Kol 2:8). Maar dit waren niet de enige uitdagingen. Laten we ook de volgende paragraaf lezen:
“Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Houd daarin nu stand en laat je niet opnieuw binden aan het juk van de slavernij!”
Gal 5:1
In de Brief aan de Galaten heeft Paulus vooral te maken met Joodse broeders die de wet wilden invoeren voor de gelovigen van het volk. Paulus verdedigt zich hier fel tegen door te verduidelijken: “Want in Christus Jezus kan noch besnijdenis noch onbesnijdenis iets uitrichten, maar alleen het geloof dat door de liefde werkt” (Gal 5:6).
In verschillende brieven verdedigt Paulus de vrijheid in Christus tegen verschillende invloeden. Het zijn de sterken in geloof die in deze vrijheid staan en daarom richting kunnen geven, zowel voor zichzelf als voor anderen.
Voor opbouw
“Ieder van ons probeert zijn naaste te behagen, voor zijn welzijn, voor zijn opbouw.”
Rom 15:2
Het volgende vers volgt met een logische samenvatting: iedereen moet zijn naaste tot opbouw dienen door hem de vrijheid van Christus te gunnen en hem aan te moedigen naar Christus toe te groeien. Op weg naar dit doel stelt Paulus Christus aan ons voor als voorbeeld:
“Want ook de Christus leefde niet om Zichzelf te behagen, maar zoals geschreven staat: De verwijten dergenen, die U verwijten, vallen op Mij.”
Rom 15:3
Heb vertrouwen
Paulus neemt het voorbeeld van Christus uit de Bijbel. Hij citeert een Psalm (Ps 69:10) die hij interpreteert in relatie tot Christus. Omdat Paulus degenen die sterk zijn in geloof nu heeft uitgekozen, moeten ook zij kracht vinden. Daarom schrijft hij nu:
“Want al wat vroeger geschreven is, is tot ons onderricht geschreven, opdat wij door volharding en verzekering der Schriften vertrouwen zouden hebben.”
Rom 15:4
De Bijbel is ons gegeven om ons te onderwijzen, zodat we
- door volharding en
- door de bemoediging van de Schriften
- “Mag vertrouwen hebben”.
De “volharding” is onze volharding, maar we worden erin bevestigd door de “belofte van de Schriften”. Het lezen van de Bijbel (Paulus sprak over de geschriften van de Tenach, het Oude Testament) is hierin een bron van bemoediging. Elders schrijft Paulus: “De Schriften zijn gevormd door Gods Geest en zijn “nuttig voor onderricht, wederlegging en onderricht in de gerechtigheid, opdat de mens Gods wordt toebereid, toegerust tot alle goed werk” (2Tim 3:16-17). De Schrift is gevormd door Gods Geest (Gr. theopneustos, door God geopenbaard). Dit is wat de man van God opbouwt en verfrist.
Wederzijdse acceptatie naar het voorbeeld van Christus
Door de Bijbel te lezen raken we vertrouwd met Hem. Dit is waar ons vertrouwen vandaan komt. De Bijbel is de interface tussen ons en God. Geestelijk gezinde mensen worden sterk door gemeenschap met Hem. Deze kracht moet nu ook terugvloeien in de gemeenschap als vertrouwen:
“Moge de God van volharding en bemoediging u schenken gelijkgezind te zijn onder elkaar, naar de gezindheid van Christus Jezus, opdat u met één mond de God en Vader van onze Heer Jezus Christus verheerlijkt. Neemt daarom elkander aan, zoals Christus u tot Zich heeft genomen tot verheerlijking van God.”
Rom 15:5-7
Hier culmineert nu de wederzijdse acceptatie van de machtigen en de machtelozen: ze accepteren elkaar, net zoals de Christus ons heeft geaccepteerd. Hij deed het niet omdat wij goed of perfect zijn, maar hij deed het om God te verheerlijken. Dit maakt deel uit van de houding van de sterken.
Samenvatting
Met deze woorden besluit Paulus de passage over de weg van het leven (Rom 12:1-15:7), die gaat over onze levenshouding op basis van het evangelie. We moeten ons denken laten transformeren (Rom 12:1-2), wat de apostel vervolgens toepaste op alle situaties in ons leven (persoonlijk, publiek, in de kerk). We moeten zo leven dat we God eren. Hij heeft ons geaccepteerd en daarom kunnen we dat weerspiegelen. God accepteerde ons toen we er nog niets aan hadden bijgedragen. Daar herkennen we de genade waarmee het Evangelie is gemarkeerd. Dit is dezelfde genade die ons leven vandaag vorm kan geven.