“Ik roep u nu op, broeders (met het oog op Gods ontferming), om uw lichamen te stellen tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer (als uw consequente aanbidding).”
Rom 12:1

De brug

Met deze woorden begint Paulus het twaalfde hoofdstuk van Romeinen. Het leerstellige gedeelte heeft de hoofdstukken 1-11 behandeld. Nu gaat het over de praktijk van het geloof. De apostel schrijft aan een gemeente en de volgende hoofdstukken gaan over zowel het persoonlijke leven als de gemeenschap van gelovigen. Hier, in het eerste couplet, slaat hij een brug van het onderwijs naar het dagelijks leven. Er is een levend verband tussen lesgeven en het dagelijks leven. Zo zou het tenminste moeten zijn.

Het logische antwoord

In dit eerste vers worden twee stappen beschreven. Let op de volgorde:

  1. Het is Gods mededogen, Zijn liefde en genade die werd gecommuniceerd als goed nieuws. God is er voor ons.
  2. Dit verandert ons. Als we Gods mededogen, liefde en genade beseffen, reageren we dienovereenkomstig.

Zij die het Evangelie ter harte hebben genomen (die niet langer vertrouwen op hun eigen inspanningen) kunnen nu handelen. God heeft alles gegeven, nu kan ik alles geven. Als ik rijk ben geworden, kan ik deze rijkdom uitleven. Als ik geschenken krijg, kan ik ook geschenken aan anderen geven.

Daarom zeggen ze dat we voor onze lichamen moeten zorgen. Dit is het logische antwoord op Gods genade. Paulus noemt het een offer, een offerande. Maar het is geen dood offer, maar een levend offer. Het is een offer omdat we alles zonder voorbehoud aan God kunnen geven. Het is een wisselwerking – eerst een genadegave van Hem, nu de gave van mijn leven aan Hem. Paulus nodigt ons uit om de dingen niet half te doen.

Levensverandering is wat we elke dag meemaken. Paulus brengt het in verband met het lichaam omdat we ermee reizen in deze wereld. Het gaat om wat we uitleven. Dit is echter geen voorstelling, we stellen alleen ons lichaam beschikbaar. Niet werken, maar zorgen. Voorziening is het levende offer, heilig en God welgevallig. We hoeven nog steeds niets van onszelf te doen, maar staan klaar om te doen wat Hij heeft voorbereid (Ef 2:10).

Niet werken, maar zorgen.

Wat bedoelt Paulus met “aanbidden”?

Paulus spreekt over een “consequentiële aanbidding”. Wat betekent dat?

Het woord aanbidding in het Nieuwe Testament betekent niet de religieuze oefening op zondag in de kerk. Lees hier meer over in het artikel “Aanbidding”.

Het woord “consequentieel” komt uit het Grieks logikon, waarvan ons woord logisch is afgeleid. Je hoort er ook het Griekse logos in, “woord”. Een levensstijl die God welgevallig is, is het logische antwoord op Gods genade, zoals we in de vorige hoofdstukken hebben gehoord. Logisch, want de praktijk van het geloof komt overeen met de verkondiging.

Aanbidding (Gr. latreia) is het dienen van God. Paulus heeft dit al in het begin van de brief vermeld:

“Want mijn getuige is God (die ik in mijn geest aanbid bij het evangelie van Zijn Zoon), hoe onophoudelijk gedenk ik u!”
Rom 1:9

Aanbidding voor Paulus was “in de geest”. Het werd zichtbaar “in dienst”. Hij bidt voor de Romeinen, wil naar hen toe komen en wil geestelijke genadegaven delen om hen te versterken (Rom 1:10-11). Vaak had hij zich voorgenomen om de Romeinen te zien, opdat hij enige vrucht onder hen zou hebben (Rom 1:13).

Paulus ziet een spirituele manier van leven als logisch. Hij wil dit zo implementeren dat er vruchten uit voortkomen. Het is onze logische aanbidding. Logisch! Het is een natuurlijke en gezonde reactie op de verkondiging.

Daarover gaan de volgende hoofdstukken.

Verdieping

  • Wanneer genade ervaren wordt, wat doet het dan?
  • Als God groter en groter voor je wordt, wat doet dat dan?
  • Is geloof een wondermiddel?
  • Waar liggen de grenzen en waar ligt de kracht van het geloof?
  • Het dagelijks leven begint in de geest. Wat schreef Paulus hierover in Romeinen 6 en 7?