Door de eeuwen heen is de Kerk vaak opgevat als “het volk van God”. Dit heeft echter niets te maken met lichamelijke afstamming. Het verkeerde gebruik van het woord “mensen” leidde tot allerlei verwarring. Men nam aan dat de Kerk Israël had vervangen. De verbondstheologie zag het oude verbond (het Oude Testament) vervangen door een nieuw verbond (Nieuwe Testament). Het Oude Verbond, dat was Israël, het Nieuwe Verbond, dat zou de Kerk zijn. Met dit standpunt heeft Israël zich natuurlijk van tafel geveegd. Dit is de zogenaamde “vervangingstheologie”. Er was geen toekomst meer voor Israël. Erger nog, deze visie bevordert antisemitisme op de gemeenste manier. De theologische rechtvaardiging dat Joden “Goddoders” zijn, werd door deze theologie ondersteund.

Maarten Luther en de Joden

Maarten Luther zette de Reformatie in gang. Maar er waren niet alleen positieve dingen. Hij had zelf een diep antisemitische houding (Wikipedia:“Maarten Luther en de Joden“). Sommige “Judenschriften” werden later gebruikt door nazi-propaganda voor het Duitse fascisme. De Protestantse Kerk heeft dit pas in onze tijd gecorrigeerd. Het oorspronkelijke idee dat de Kerk Israël verving zit echter diep geworteld en komt tot op de dag van vandaag in verschillende stromingen tot uitdrukking. Dit is bijvoorbeeld merkbaar in de uitdrukking “geestelijk Israël”, volgens welke de huidige gemeente om de een of andere onbekende reden de rechtmatige erfgenaam is van alle zegeningen van Israël, terwijl Israël moet boeten voor alle vloeken vanwege ongeloof.

De scheiding tussen het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond, tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament, tussen een “oud” Israël en een “nieuw, geestelijk” Israël is vergezocht. Het begrip is een interpretatie die niet in de Bijbel te vinden is. God verstoot zijn volk niet.

De ideeën blijven echter aanwezig in veel gedachten over de Bijbel. Dit is de erfenis waarmee ook wij enigszins moeten worstelen als we de verbanden in de Bijbel beter willen begrijpen.

Paulus en de kijk op Israël

Paulus verlicht de kerk in Romeinen 9-11 dat Gods wegen met Zijn volk Israël niet worden vervangen en nog niet tot een einde zijn gekomen. Het is dus een beetje voorbarig en arrogant om Israël aan de kant te schuiven. Volgens Paulus heeft God nog steeds iets gepland voor Israël en gaat Hij zijn eigen weg met dit volk – zoals Hij dat ook doet met ons als gelovigen uit de volken. Vanuit het gezichtspunt van Gods actie zijn de groepen (Joden / naties) gelijk, omdat het niet gaat om de verdienste van mensen, maar gebaseerd is op Gods actie.

Er is hier echter alleen inzicht als we de Bijbel voor zichzelf laten spreken. Zo wordt het Nieuwe Verbond al genoemd in het Oude Testament:

“Zie, de dagen komen, zegt de Heer, dat Ik een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Israël en met het huis van Juda.
Niet gelijk het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hen bij de hand genomen heb, om hen uit Egypteland te brengen, dat verbond van Mij, dat zij verbroken hebben; en nochtans heb Ik Mij aan hen verpand, zegt de HEERE.
Maar Dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis Israels maken zal, zegt de Heere; Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen, en Ik zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Kent den HEERE; want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonden niet meer gedenken.”

Jer 31:31-34

In dit gedeelte kunnen veel vragen worden beantwoord, zoals:

  • Wie zal het nieuwe verbond ontvangen?
  • Hoe wordt de tijd van het nieuwe verbond beschreven?
  • Hoe komt het Nieuwe Verbond tot stand?
  • Hoe moet de verwijzing in Mt 26:28 en – ter vergelijking – in 1Cor 11:25 worden begrepen?

De vragen kunnen direct vanuit de tekst beantwoord worden. Wat we daar leren speelt een belangrijke rol in het Nieuwe Testament om de Joodse verwachting op de juiste waarde te schatten. Nu we het elfde hoofdstuk van de Brief aan de Romeinen binnengaan, spelen al deze gedachten een rol. De ontsteltenis van de Christusgelovige Joden van deze tijd over uw volk is begrijpelijk, maar er is nog een toekomst. Paulus ageert hier niet tegen Israël, maar verduidelijkt waarom de toekomst van Israël nog steeds in Gods handen ligt, zelfs als er vandaag iets anders aan de hand is. Zijn vertrouwen is in God.

Afbeelding: Monument voor de priester Zacharias (rechts), in de Kidron Vallei net buiten de Oude Stad van Jeruzalem op de Olijfberg. Zulke en andere artefacten kunnen laten zien hoe sterk Israël verbonden is in en met deze wereld. We kunnen en mogen de positie van Israël niet kapen als de Bijbel duidelijk een toekomst voor Israël ziet.

God verwerpt Israël niet

“Ik vraag: God verstoot zijn volk toch niet? Laat dat niet duidelijk zijn! Wantook ik ben een Israëliet, uit het zaad van Abraham, uit de stam van Benjamin.God verstoot zijn volk, dat Hij van tevoren kent, niet.”
Rom 11:1-2

Hier is het duidelijk: God verstoot zijn volk niet. Ook Paulus is een Israëliet, uit het zaad van Abraham, zelfs uit de stam van Benjamin. God verstoot zijn volk niet – Paulus getuigt met een verwijzing naar zichzelf. Hij is zelf een Israëliet. Er mag niets anders in geprojecteerd worden.

In de volgende verzen legt Paulus dit uitgangspunt uit met enkele voorbeelden uit het Oude Testament. Op deze manier legt hij uit dat niet altijd de hele natie in beeld is. Soms zijn er situaties die een uitweg en omweg nodig hebben, zodat dingen door kunnen gaan.

“Weet gij niet wat de Schrift zegt over Elia, hoe hij bij God tegen Israël pleit? – Heer, uw profeten doden hen, uw altaren scheppen hen neer; nu ben ik alleen over, en zij zoeken mijn ziel(1 Koningen 19:14).
Daarom is er ook een overblijfsel in de huidige periode volgens de verkiezing van genade.
Maar indien in genade, dan is het niet langer uit werken, anders zou genade niet langer genade zijn.Maar indien uit werken, dan is het niet langer genade; anders is het werk geen werk meer.”
Rom 11:1-6

Al in het Oude Testament, de Joodse Tenach, vinden we verhalen waarin individuen door God door moeilijke tijden werden gedragen. Zo zegt Paulus ook dat er een “overblijfsel” is, zelfs in de huidige tijd. Deze kleine selectie heeft dit niet “verdiend”, maar het is een selectie volgens Gods genade. Het komt dus niet door onszelf, maar door de werking van God.

Paulus richt de blik op Gods handelen in de geschiedenis.

Onze eigen weg gaan

Als we kijken naar de loop van de bijbelse geschiedenis, dan zien we altijd opmerkelijke insnijdingen en veranderingen. Er gebeurt ook iets nieuws in het Nieuwe Testament. Paulus onthult dingen die tot dan toe verborgen waren. Hij onthult geheimen die concreet benoemd worden. Dit gaat specifiek over zijn opdracht aan de naties. De verandering was zo verbluffend nieuw dat velen dachten dat Paulus de profetie uit het Oude Testament losliet. Hij moest zijn boodschap regelmatig verdedigen. Want in het Oude Testament stond Israël centraal. Zij die een levende verwachting hadden die gebaseerd was op oudtestamentische beloften konden misschien weinig met Paulus’ verkondiging. Zelfs Petrus, die met de rest van de Twaalf Apostelen naar Israël reisde, vond Paulus’ boodschap heel specifiek en moeilijk te begrijpen(2Petr. 3:15-16).

Velen hielden vast aan de veronderstelling dat Israël en de Torah nodig waren voor de naties om Gods wegen te leren kennen. Deze veronderstelling stond om twee redenen onder druk. Ten eerste erkende het volk Israël, op een paar uitzonderingen na, Jezus als geheel niet als Messias. Dit was heel anders gelopen dan de eerste gelovigen in deze boodschap hadden gedacht (vgl. Handelingen 1:6). Ten tweede werden de naties zelf gelovig door het evangelie van genade dat Paulus predikte – zonder enige bemiddeling van Israël. Het was allemaal verbazingwekkend nieuw en verwarrend tegelijk. Logischerwijs rezen hier veel vragen over.

Als echter heel Israël niets te maken wil hebben met deze Jezus als Messias, als slechts enkelen geloven, maar velen uit de volken tot geloof komen, dan komen eerdere ideeën onder druk te staan. Alles zet aan tot een diepere discussie. Was dit niet op een andere manier beloofd door de profeten? Wat is er net gebeurd? Je kunt je de consternatie van deze eerste decennia op deze manier of op een vergelijkbare manier voorstellen.

Het lijkt erop dat het hele volk van Israël op dit moment zijn eigen weg gaat. Zij die hun eigen weg gaan, vallen niet uit deze wereld. Honderden jaren lang was Israël het onderwerp terwijl de rest van de naties hun eigen weg gingen (vgl. Handelingen 14:16). Daarom is het geen kwestie van anderen veroordelen – Israël of de Joden, bijvoorbeeld – zoals maar al te vaak is gedaan in de loop van de kerkgeschiedenis. In de geschiedenis van het Nieuwe Testament is de focus eerder veranderd. In de kerkgeschiedenis was het niet de focus die veranderde, maar Israël werd vrijwel het bestaansrecht ontzegd, alsof ze een schuld voor de eeuwigheid hadden opgelopen. Maar als je het nuchter bekijkt, is dit alles wat er gebeurt: Eens stonden de volken buiten Gods actie. Op dit moment is Israël aan de beurt, als we Paulus hier goed begrijpen. De situatie is 180° gedraaid. Daar is natuurlijk een reden voor, maar er kan over nagedacht worden.

Het is belangrijk om hier op te merken dat dit geen beslissing is over “eeuwige verlossing”, noch is het bedoeld als een antisemitische boodschap. Dit is niet het geval. Paulus zelf is een Jood, Jezus was een Jood, net als de andere apostelen. Hier beschrijven we de manieren waarop God met de mensheid wandelt. Gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid maken er allemaal deel van uit. Paulus had in Romeinen 3 al gezegd dat niemand rechtvaardig is en dat niemand God zoekt. Al onze reputaties zijn voor lange tijd geruïneerd. Het evangelie spreekt daarom niet over ons, maar over Gods oplossing. Deze oplossing is een verhaal dat zich geleidelijk aandient. Paulus staat op het punt om iets uit te leggen vanuit Gods oogpunt.

Het doel van God voor onze ogen

De focus lag ooit op Israël. Vandaag ligt de focus op de gemeenschap. Hiermee wordt iets nieuws bereikt. De tijd van vandaag wordt echter ook vervangen door iets anders. De apostel zal hier in de loop van het hoofdstuk op terugkomen. Het is niet zo dat Israël het verkeerd deed en dat wij nu perfect zijn. Daar zijn we nog ver van verwijderd. Het is veelzijdiger, gedifferentieerder, beter. Als Paulus deze brief schrijft, verandert er veel. Laten we teruggaan naar de tijd van het Nieuwe Testament en proberen te raden wat er aan de hand is. Misschien kunnen we deze heroriëntatie als volgt inkaderen:

God wil op een dag alles in allen zijn(1Cor 15,28). Dat is Zijn doel. Daar leidt alles naartoe(Rom 11:36). Onderweg zijn er verschillende ontwikkelingen zodat iedereen uiteindelijk wordt bereikt. Israël werd genoemd. De taak van de mensen werd beloofd voor de toekomst. Het is er nog niet. Op weg naar deze toekomst komen we in de tijd van het Nieuwe Testament. Er gebeurt hier veel in korte tijd. Opmerkelijk was de roeping van een nieuwe apostel, Paulus, die als enige bekend staat als de “apostel voor de volken”(Rom 11:13). Door zijn evangelie van onbesnedenheid(Gal 2:7-9) roept hij mensen uit alle volken. Dat is het punt waar de focus verandert.

Deze verandering van focus wordt gemarkeerd door het evangelie van genade. Het geldt voor alle naties. Deze boodschap van Gods genade in Christus Jezus verandert het leven van mensen. Ze worden erdoor geraakt en reageren met hun leven. Zij zijn de geroepenen die de kerk van vandaag vormen. Daarmee bereikten ze het doel niet, maar werden ze uit alle landen naar deze nieuwe taakgroep geroepen. Net zoals Israël werd geroepen als een volk uit alle volken, is de kerk van vandaag ook een geroepen schare van mensen. Daarom zijn er nu twee taakgroepen, elk met hun eigen taak, op weg naar Gods doel.

Paulus leefde in een tijd van overgang. Hij moest het adequaat beschrijven. Hoe doe je dat? Hoe legt hij uit wat er daarna gebeurt? Paulus beschrijft de toestand voor Israël als een momentopname.

“Wat volgt hieruit?
Wat Israël zoekt, heeft het niet gekregen; maar de keuze heeft het gekregen.
De rest echter was verhard, zoals er geschreven staat:
God geeft hun een geest van verbijstering, ogen die niet zien en oren die niet horen, tot op de dag van vandaag (Jes 29:10, Deut 29:4).
En David zegt: Laat hun tafel voor hen een strik en een jachtnet zijn, een strik en een vergelding. Hun ogen zullen verduisterd worden, zodat zij niet kunnen zien. En buig hun rug altijd! (Ps 69:23-24).”
Rom 11:7-10

Paulus beschrijft hier op indrukwekkende wijze dat God zelf de afkeer van het evangelie van genade in Christus Jezus teweegbracht. Dit lijkt verbijsterend, maar is niets anders dan wat er in verdere verhalen staat. De verklaring is: God werkt. Deze boodschap is vooral ongewenst op plaatsen waar mensen hun eigen prestaties benadrukken. Paul wil er niets van weten. Het gaat hem er hier niet om “de rest te veroordelen”, maar om het werk van God in alles te erkennen. Alleen zo kan het vertrouwen groeien.

Veroordeling en heracceptatie

Paulus gaat verder met zijn argument. Is het nu allemaal voorbij voor Israël?

Ik vraag het nu:
Zij struikelen toch niet zodat zij vallen?
Moge dit niet worden afgeleid!
Maar om hen tot jaloersheid te prikkelen (Rom 10:19), werd redding aan de naties verleend door hun versterving.
Maar als hun versterving al de rijkdom van de wereld is en hun ondergang de rijkdom van de volkeren, hoeveel te meer zal hun voltooiing zijn!”
Rom 11:11-12

Het is niet Gods doel dat Israël struikelt zodat het valt. Deze situatie dient juist een doel. Het was door hun versterving dat verlossing naar de naties kwam. Dit betreft de kerk uit alle volken waar Paulus zich tot richt. Daar houdt het niet op voor Israël, maar Paulus wijst er in één adem op dat ook Israëls voltooiing zal komen. Dit is wat hij nu specifiek moet voorstellen aan de gelovigen uit de naties:

“Maar tegen jullie naties zeg ik:
Omdat ik nu de apostel van de volken ben, verheerlijk ik mijn ambt,
of ik degenen van mijn vlees tot jaloezie kon aanzetten en sommigen van hen kon redden.
Want als hun huidige afwijzing van de wereld verzoening is,
wat zal hun heraanvaarding zijn, als het geen leven uit de dood is?”
Rom 11:13-15

Paulus wil het goede voor Zijn volk. Hij noemde dit al aan het begin van de hoofdstukken 9-11(Rom 9:1-5). Paulus spreekt over het overblijfsel van Israël dat hun huidige verwerping (als volk) een tegenhanger heeft. Dat is positief. Het woord “veroordeling” klinkt dramatisch, maar betekent dat Israël net van koers is veranderd en niet op de wagen van Jezus is gesprongen. Voor iedereen die op deze Jezus-trein zit, is dit verontrustend. Maar het is niet het einde.

Men kan spreken van een directe verbinding: Alleen door de verwerping van Israël kon het Evangelie alle volken rechtstreeks bereiken. Voor de profeten was verlossing alleen bedoeld via Israël als een bemiddelend volk. Dat is nu niet het geval. Vandaag is de verzoening rechtstreeks naar de naties gekomen, zonder bemiddeling van Israël. Het was groots, het was anders dan wat de profeten noemden, het was verontrustend, het was nieuw. Daarom zijn er veel vragen over, velen zijn van streek en willen weten wat er met Israël gaat gebeuren.

Wat gebeurt er nu met Israël?

Paulus schetst de context waarin we kunnen spreken over het verwerpen van Israël. Daar houdt het echter niet op met een warp. Zo meteen gaat hij verder: Wat zal Israëls heraanvaarding betekenen als het niet “leven uit de dood” is? Paulus verwacht daarom een heracceptatie van het hele volk en dit zal figuurlijk lijken op een opstanding uit de dood. Het wordt geweldig.

Essentieel is hier het begrip dat noch God noch Paulus Israël veroordeelt. Het gaat ook niet om individuele mensen, maar Paulus spreekt in het kader van de profetische verwachting dat op een dag het hele volk vol zal zijn van Gods Geest:

“Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en in hun hart schrijven. En Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mijn volk zijn. Dan zal niemand zijn naaste of zijn broeder onderwijzen, zeggende: Ken de HEERE. Want zij zullen Mij allen kennen, van den minste tot den grootste, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hun zonde niet meer gedenken.”
Jer 31:33-34

“Zeg daarom: ‘Zo zegt de Here GOD: Ik zal u verzamelen uit de volken en u bijeenbrengen uit de landen waar u verstrooid bent, en Ik zal u het land Israël geven. En zij zullen daar komen en al zijn gruwelen en al zijn gruwelen daaruit verwijderen. En Ik zal hun één hart geven, en Ik zal een nieuwe geest in hun binnenste leggen, en Ik zal het stenen hart uit hun vlees verwijderen, en Ik zal hun één hart van vlees geven, opdat zij in Mijn verordeningen leven, en Mijn oordelen onderhouden, en die in acht nemen. En zij zullen mijn volk worden, en Ik zal hun God zijn.”
Ezk 11:17-20

“En Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste leggen; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en u een hart van vleesgeven.”
Ezk 36,26

Paulus schrijft aan de kerk in Rome

Wanneer we deze hoofdstukken interpreteren, moeten we altijd de context in gedachten houden, zodat er geen wilde theorieën ontstaan, bijvoorbeeld over de“verloren stammen van Israël“. Paulus schrijft hier aan de kerk in Rome. In deze gemeente zijn zowel Joden als mensen uit andere volken, die allemaal hun geloof in God door Jezus kenbaar maken. We moeten ons deze situatie in Rome voorstellen, die weerspiegeld werd in de kerk. Paulus zet de gedachten op een rij met betrekking tot de toekomst van Israël, hetzelfde Israël waar sommige gemeenteleden vandaan komen.

De apostel verduidelijkt voor iedereen dat Gods werk met Israël nog niet voorbij is.