Hoe belangrijk is het om dingen uit geloof te doen? Is het een voorwaarde voor Gods gunst? Is het een logisch gevolg? Hier zijn heel verschillende ideeën en meningen over.

In Hamlet bedacht Shakespeare de zin:“To be or not to be, that is the question“. Hamlet noemt dit in een toespraak waarin hij verschillende levenservaringen vergelijkt. Twee tegengestelde ideeën (to be or not to be) worden genoemd.

Dit gebeurt ook in filosofieën. Het idee van “Wu wei” bijvoorbeeld, dat thuis is in veel Chinese ideeën en vaak wordt toegeschreven aan Lao Tzu (Tao Te Ching), is welbekend. “Wu wei” (of “wuwei”) is “niet doen”, als het tegenovergestelde van “doen”. Dit is vaak gekoppeld aan het idee dat iets niet doen belangrijker is dan iets wel doen. Dit is echter een dramatische vereenvoudiging van dit idee en komt daarom niet overeen met wat ermee bedoeld wordt. Wu wei is een uitdrukking die een natuurlijke ontwikkeling zijn gang laat gaan. Loslaten om te gedijen in plaats van proberen te beïnvloeden met extreme energie-uitgaven. Het is geen gids voor luiheid, maar voor oplettendheid. Het doel is om de situatie actief te verbeteren, of dit nu in het persoonlijke of sociale leven gebeurt.

Doen of niet doen? Dergelijke vergelijkingen kunnen helpen om het begrip te vereenvoudigen. De nevenschikking creëert een spanning die ons kan helpen om dingen duidelijker te zien. Bijbelse verslagen en verhalen spreken over doen. Is het belangrijk om dingen te doen of om dingen niet te doen? En als het belangrijk zou zijn om iets te doen, waarom zou het dan belangrijk zijn en waarvoor doen we het?

Juridisch denken

Wettelijk denken verwijst naar ideeën die je moet doen om geaccepteerd te worden. Dit kunnen starre sociale ideeën of religieuze vereisten zijn. Het kan gaan over de juiste kleding, de juiste woorden om te zeggen, de juiste kerk of ideeën om aan te hangen. Hier is de tegenstelling: juridisch denken gaat niet over “het juiste doen”, maar over “alles goed doen”. Maar wie bepaalt wat juist is?

Juridisch denken gaat niet over “het juiste doen”, maar over “alles goed doen”. Maar wie bepaalt wat juist is?

Je eist, om het zo maar te zeggen, dat je je op één lijn stelt met bepaalde ideeën, meer dan de oplossing voor een echt probleem of de oprechte empathische reactie op een moeilijke situatie. Het geïnternaliseerde idee van “waarheid” gaat boven menselijkheid. Genade eindigt waar de ideeën over “juist” ophouden bij de gemeenschap. Juridisch denken verhindert groei of adequate antwoorden op huidige uitdagingen omdat het slechts in één richting kan denken en niet langer openstaat voor het beantwoorden van nieuwe vragen.

In een juridische denkwijze wordt vaak van mensen verwacht dat ze op een bepaalde manier “vroom” zijn. Ze moeten een bepaalde vroomheid uitdragen, erbij horen of zich zelfs ondergeschikt maken zodat ze zich conformeren aan de ideeën van de gemeenschap. Menselijkheid wordt minder geëerd dan uniformiteit. Goede dingen komen toe aan degenen die zich aanpassen. Zij die zich niet aanpassen zijn slecht. Legalistisch denken toont zich in zwart-wit denken, waarin gelovigen de algemene riten en ideeën mogen bevestigen, maar geen steun krijgen voor de open oplossing van hun eigen vragen.

Iedereen die in zo’n omgeving wakker wordt en serieuze vragen stelt, zal al snel de wind in de rug hebben. Wijzigingen of zelfs een reorganisatie worden niet getolereerd. Dit vraagt niet om een vrijbrief voor sektarisch gedrag, maar eerder om een onderzoek naar levens- en geloofskwesties. Het gaat niet over speciale doctrines, maar misschien wel over het nader bekijken van de geïnternaliseerde doctrine. Moeten de 10 Geboden vandaag worden toegepast? Op sommige plaatsen wordt dit als vanzelfsprekend beschouwd zonder kritiek. Moet je gedoopt zijn om als christen beschouwd te worden? Het is niet ongewoon dat dit openlijk of stilzwijgend wordt geëist.

Hier komt het op neer: Niet elke geloofsgemeenschap staat open voor een leercultuur. Waar dit niet het geval is, overheerst vaak een legalistische manier van denken, waarin het christelijke zelfbeeld tot zwart-wit is gereduceerd.

Doen of niet doen?

Het valt me steeds weer op dat veel christenen een gespleten relatie hebben met de term “doen”. Dit geldt waarschijnlijk in de eerste plaats voor het protestantisme, waartoe ik ook de evangelische wereld reken. Hoewel mensen praten over Gods liefde, is het minder duidelijk hoe deze liefde wordt uitgedrukt. Het is niet ongewoon dat “geloof” in ons hoofd blijft hangen en zoiets betekent als “geloven”. Mensen “geloven” in dogma’s en ideeën. Er zijn dan ook preken die ervoor pleiten dat het geloof van het hoofd naar het hart glijdt. Dat is het probleem.

Op deze website pleit ik ervoor om het woord geloof, analoog aan het gebruik en de betekenis ervan in de Bijbel, op te vatten als “vertrouwen”. Dan gaat het niet zozeer om “wat ik geloof”, maar meer om “op wie ik vertrouw” (vgl. Handelingen 27:25). Dit is een andere richting. Als ik ergens in “geloof”, is het echt topzwaar. Als ik iemand “vertrouw”, is dat een afstemming van het hart. Vertrouwen is altijd actief. Vertrouwen is niet denkbaar zonder een concrete impact.

Hoe mensen of geloven “doen” definiëren of afleiden wordt gekenmerkt door aannames. Doen komt voort uit denken. Het zijn interpretaties.

Doen komt voort uit denken.

Een door en door Joodse visie bekijkt dit van een andere kant. Het nodigt je uit om dingen te doen zodat je ze kunt begrijpen. Doen komt voor denken. Het gaat om ervaring, die samen met denken richting kan geven. De houding kan als volgt worden geformuleerd: “Begrijp je het niet? Begin het te doen zodat je het leert begrijpen”.

Begrijpen komt van doen.

Ik kan beide standpunten begrijpen en ik kan van beide iets goeds krijgen. Dit moet geen “of/of” spel zijn. Het is belangrijk om op te merken dat het christelijke denken in de westerse wereld sterk gebaseerd is op het hoofd en dat met name evangelicalen en protestanten vaak een nogal eenzijdige nadruk leggen op denken en begrijpen vóór doen. Dit kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit het feit dat de Bijbel erg centraal staat en dat de kerken van de Reformatie zichzelf vaak zien als “de intellectuelen”. Natuurlijk is er ook een verscheidenheid aan tegenontwerpen, van mystiek tot bibliodrama’s (zoek: bibliodrama). Mijn punt is niet dat veel mensen zich goed bewust zijn van deze eenzijdige spanning en er iets aan zouden kunnen doen. Dit artikel gaat meer over de waardevrije identificatie van verschillende standpunten. Ik gebruik een vereenvoudiging met als doel verduidelijking.

Maar er is nog een ander punt dat aandacht verdient: doen, in de zin van “werken”, heeft in veel kringen een nogal slechte reputatie.

Wanneer werken actie verhinderen

Heel wat mensen zijn opgegroeid met het idee dat je iets moet “doen” om God te behagen. Er zijn twee uitersten:

  1. Werken zijn een voorwaarde voor verlossing
    Wat je in dit leven “doet” bepaalt of God je “accepteert” bij het laatste oordeel. Je eigen “goede werken” zijn zoiets als een betaalmiddel dat je moet gebruiken om een plaats in de hemel te verdienen. Mensen zien het als hun plicht en taak om te leven op een manier die God welgevallig is. Dat klinkt heel vroom en verstandig! In deze plicht en taak zit echter ook een begrip van rechtvaardigheid waarin menselijke rechtvaardigheid groot genoeg moet zijn om in de gunst van God te komen. God doet iets en de mens doet iets. Samen is het genoeg voor een “redding”. Het feit dat verlossing een echt geschenk is en geen beloning van God voor mijn werken wordt niet erkend.
  2. Werken zijn een obstakel voor verlossing
    Wat je in dit leven “doet” is per definitie slecht, omdat we alleen afhankelijk zijn van Gods genade. Dit klinkt ook heel vroom en verstandig! Maar “doen” wordt afgekeurd, alsof het een soort godslastering is. Het is bijzonder moeilijk om op deze manier positief betrokken te raken. Doen wordt gezien als inferieur, zo niet duivels, net zoals het lichaam eeuwenlang is gedevalueerd boven de geest.

Iedereen die bang is voor deze ideeën wordt bemoedigd door de woorden van Paulus:

“Want door genade zijt gij behouden, door het geloof; en dit is niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme.”
Ef 2:8-9

Met deze woorden beantwoordt Paulus beide bovengenoemde punten. De enige die werkt om te redden is God, die ons verlossing geeft als een geschenk. Er valt niets te schudden, niets toe te voegen. God werkt. Hij doet dit zodat niemand tegen hem kan opscheppen over zijn eigen prestaties. Je scoort geen punten voor God met zelfingenomenheid of vermeende onberispelijkheid.

De apostel weerlegt ook de tweede bewering. Het gaat helemaal niet om wat wij doen, maar om wat God doet. Dit is het goede nieuws, want het verlicht ons. Stel je eigen acties dus niet centraal. Zij die alleen maar bezig zijn met hun eigen tekortkomingen kennen de genade van God niet, maar zijn alleen maar bezig met zichzelf. Het is een verkapte vorm van zelfingenomenheid. Kijk dus uit als je de zondigheid van de mens wilt afschilderen als alles overheersend (het calvinisme zendt zijn groeten).

Sommigen zullen niet tevreden zijn met de passage uit Efeziërs. Men verwijst bijvoorbeeld graag naar Jakobus, die zich geen geloof zonder werken kan voorstellen (Jakobus 2:14). Mensen spelen deze passage graag uit tegen uitspraken uit Romeinen, en sommigen proberen de twee brieven met elkaar te verzoenen. Dat klinkt als een hybride vorm waarin je “een beetje gratie” toevoegt aan “een kleine persoonlijke bijdrage”. Vlees noch vis en zeker niet veganistisch.

De discrepantie kan op verschillende manieren worden opgelost. De eenvoudigste manier is om te erkennen dat Jakobus het helemaal niet heeft over “redding door werken”, aangezien Paulus duidelijk “redding door genade alleen” predikt. We moeten goed letten op de woorden die wel of niet gebruikt worden. Jakobus schrijft voor zijn publiek (Jakobus 1:1), net zoals Paulus voor een ander publiek schrijft (Romeinen 11:13). Beide teksten hebben hun betekenis in hun eigen context en gaan absoluut niet over hetzelfde.

Vreemde ideeën over wat “werkt” kunnen toegewijde actie in de weg staan. Ik heb een paar ontwrichtende factoren genoemd in de hoop dat dit deuren naar bevrijding zal openen. Want er zijn goede werken en vreugdevol gedrag. Ze zijn echter geen voorwaarde voor verlossing, maar de uitdrukking van een geliefd en gezegend leven.

Hoe het werkt

Nu is het tijd om ons toe te wijden aan het juiste doen. De Bijbel zegt hier veel over. In het Nieuwe Testament staan enkele beknopte verklaringen. Ze laten zien hoe het goed en ontspannen kan werken.

Paulus schrijft bijvoorbeeld:

“Want in Christus Jezus baat besnijdenis noch onbesnedenheid iets, maar alleen geloof dat door liefde werkt.”
Gal 5:6

Dit is “in Christus”. Er zijn gelovigen vandaag. Het doel hier is om dit te begrijpen. Het is niet “in ons”, maar “in Christus”. Er zijn geen verschillen op basis van afkomst of persoonlijke prestaties. Alleen geloof dat effectief is door liefde is daar geldig. Geloof is effectief door doorleefde liefde. Geloof staat niet los van actie, maar maakt er deel van uit. Levende liefde als uitdrukking van geloof is de duidelijke richting. Is dat nog steeds te vaag? Luister dan naar wat Paulus aan de Filippenzen schrijft:

“Trouwens, broeders,
alles wat waar is,
alles respectabel,
alles wat rechtvaardig is,
alles luider,
allemaal wat vriendelijk,
alles wat melodieus is,
als er enige deugd is
of als er lof is,
houd hier dan rekening mee.
Wat jullie ook van mij geleerd en ontvangen hebben, in mij gehoord en waargenomen hebben, breng dat in praktijk; dan zal de God van de vrede met jullie zijn.”

Fil 4:8-9

Dit zijn de dingen waar we ons op kunnen richten. Paulus stelt zichzelf zelfs als voorbeeld. Wat we in hem kunnen herkennen komt overeen met deze lijst. We moeten zijn voorbeeldige daden in praktijk brengen. De belofte hier is “dan zal de God van vrede met je zijn”. Ongetwijfeld was dit zowel zijn eigen ervaring als wat hij de kerken leerde.

Samengevat: geloof leidt tot actief beleefde liefde in het dagelijks leven, wat geïllustreerd kan worden door concrete ideeën over goede dingen. Dit is zeker niet nieuw, maar was ook het geval in de evangeliën. Toen een vrouw met een bloeding van twaalf jaar de mantel van Jezus aanraakte, werd ze genezen. Jezus antwoordde haar: “Uw geloof heeft u genezen!” (Mat 9:22).j Het was echter de aanraking die het deed, niet een abstract “geloof”.

Geloof uit zich in liefde en leidt tot actief gedrag, zoals Paulus schreef:

“Want de liefde van Christus dwingt ons.”
2Cor 5,14

Paulus gebruikt het doen niet als voorwaarde voor redding omdat hij erkent dat niemand rechtvaardig is, zelfs niet één (Rom 3:10-12). God omvat allen in ongerechtigheid zodat Hij Zich over allen kan ontfermen (Rom 11:32, vgl. Rom 8:20,21). Wie dat doet, leeft de liefde en genade die hij ontvangt uit.

“Als u dan samen met Christus bent opgewekt, zoek dan de plaats daarboven waar Christus is, gezeten aan de rechterhand van God.”
Kol 3:1

Eerst schetst Paulus de doctrine. Dit is goed nieuws dat wegwijst van onze eigen prestaties naar Gods prestaties. Het geschenk van genade kan dan leiden tot een nieuw leven. Als gevolg van het nieuwe leven kunnen we ons leven nu opnieuw inrichten. Wie iets doet, doet dat uit dankbaarheid en uit een nieuw besef, niet als een prestatie om een plaats in de hemel te verdienen.