De westerse geloofscultuur is vaak gericht op doctrine. Dit verschilt van veel oudere tradities, zoals het orthodoxe geloof, waar een meer holistisch begrip in tradities is geconsolideerd. In het Westen zijn er de mystici die tegen onderwijzen zijn omdat ze erkennen dat onderwijzen alleen niet zinvol is.

Lesgeven alleen bereikt het doel niet. De Bijbel zegt het en levenservaring toont het aan. Hoewel de focus op onderwijs nuttig is, mag het niet als de enige belangrijke component worden beschouwd. Lesgeven is slechts de basis. Het dient als basis voor de manier van leven.

In de Westerse Kerk werden beslissende impulsen gegeven door Tertullianus. Hij bedacht bijvoorbeeld “eindeloze eeuwigheid” en fundamentele ideeën over de doctrine van de Drie-eenheid. Hij heeft ook ideeën over de hel geïnfiltreerd in de Westerse kerk. Tot op de dag van vandaag is het westerse christelijke denken in veel gemeenschappen door hem gevormd. Dit geldt niet alleen voor de inhoud, maar ook voor de manier waarop we naar dingen kijken.

In de eerste eeuwen ontstonden er verschillende theologische scholen. Een van hen was gestationeerd in Carthago, Noord-Afrika. Daar kreeg Tertullianus meer invloed en zijn ideeën hadden een grote invloed op de Westerse Kerk. Tertullianus was een advocaat. Zijn taal was legalistisch. Hij was retorisch vaardig en had zijn sporen verdiend in polemische argumenten. Tot op de dag van vandaag zijn deze kenmerken terug te vinden in het westerse geloof: Het gaat om doctrine, om bepaalde “dingen” (dogma’s, ideeën), meer dan om waar de doctrine toe leidt of wat de doctrine is gegeven om te doen.

Tertullianus. Afbeelding: Wikimedia.

Van doctrine naar geloofspraktijk

De kerkbrieven van de apostel Paulus gaan niet over een focus op “goed of fout” of alleen over de leer. Hier is het vaak gemakkelijk om te zien hoe doctrine en geloofspraktijk hand in hand gaan. In plaats van geloofspraktijk zou je ook kunnen spreken van “levenswijze”, “geleefd geloof” of gewoon van “dagelijks leven”. Dat is niet afstandelijk of ideologisch. Levensverandering is ervoor zorgen dat iemands ideeën en het dagelijks geleefde leven met elkaar in overeenstemming zijn. Je leidt een leven uit één stuk. Hier zijn enkele voorbeelden:

  • Brief aan de Romeinen
    Hoofdstuk 1-11: Lesgeven
    Hoofdstukken 12-16: Geloofspraktijk
  • Brief aan de Efeziërs
    Hoofdstuk 1-3: Lesgeven
    Hoofdstuk 4-6: Geloofspraktijk
  • Brief aan de Kolossenzen
    Hoofdstuk 1-2: Lesgeven
    Hoofdstuk 3-4: Geloofspraktijk

Als je naar deze ontwikkeling in de brieven kijkt, ontdek je dat Paulus de basis legt met de leer, terwijl de praktijk van het geloof een logisch gevolg is. Wat moet je je daarbij voorstellen? Stel je voor dat je je ervan bewust wordt dat God van je houdt. Welke gevolgen heeft dit voor je eigen relaties? Of: Men heeft ontdekt dat alles in deze wereld een geschenk is, ons gegeven door God in genade, hoe zou men dan zelf met andere mensen willen omgaan?

Levensverandering is ervoor zorgen dat iemands ideeën en het dagelijks geleefde leven met elkaar in overeenstemming zijn. Je leidt een leven uit één stuk.

Wat hier centraal staat is niet het naleven van regels, maar de vraag wat geloof in jou en mij doet. Dit is een open vraag die we niet met onze lippen vormgeven, maar met concrete stappen in het dagelijks leven. Zoals Paulus schrijft aan de kerken in Galatië:

“Want in Christus Jezus baat besnijdenis noch onbesnedenheid iets, maar alleen geloof dat door liefde werkt.”
Gal 5:6

De praktijk van het geloof gaat dus niet over de vraag of we “het juiste geloven”, maar over wat ons geloof doet. Net zoals Paulus elders aan Timoteüs schrijft:

“De hele Schrift is door God geschapen en nuttig

    • voor instructie,
    • voor overdracht,
    • voor berisping,
    • naar onderwijs in rechtvaardigheid,

opdat de man Gods wordt voorbereid,
toegerust voor elk goed werk.”
2Tim 3:16-17

Dit gaat inderdaad over de Schriften (voor Paulus waren dit de toen erkende geschriften van het Oude Testament, de Tenach), maar deze Schriften vervullen een doel, namelijk dat de mens Gods goed kan bewerken. Het is de praktijk van het leven die vanuit de Schrift gevormd moet worden. Het doel is niet de Schrift, maar levenspraktijk. De Schrift is zoiets als een gereedschap voor de “mens van God”.

De leegheid van lesgeven

Tertullianus verspreidde een harde doctrine. Hij was verwikkeld in geschillen met “ketters”. Zijn harde houding en focus op goed of fout is vandaag de dag nog steeds te vinden in veel gemeenschappen. Hoe sektarischer de opdruk, hoe sneller er verwezen wordt naar vermeende “veilige leringen” die “onderscheiden” moeten worden van andere opvattingen. De focus ligt op de letters. Harde leringen leiden tot harde harten en roekeloze uitspraken, in de veronderstelling dat men “de waarheid” dient en zegt “wat God wil”. Men trekt ten strijde tegen anderen en denkt dat God aan zijn kant staat.

Een probleem met dogmatische leringen is dat alleen religieuze formuleringen in de hoofden van de gemeenteleden blijven hangen. Het onderwijs is oppervlakkig. De doctrine drukt een leegheid uit die in deze tijd niet langer houdbaar is. Prediken op straat dat iedereen “Jezus nodig heeft” heeft bijvoorbeeld steun in het theologische verhaal van de gemeenschap, maar wordt op straat nauwelijks gehoord.

Wat veroorzaakt de leegheid van het onderricht?

Eerst moeten we terugdenken. De Bijbel spreekt over God en mensen. Ze praat over dingen die wij als mensen ervaren en dingen die God in deze wereld doet. Het geeft een glimp van een betere toekomst. Je zou ook kunnen zeggen dat de Bijbel een antwoord formuleert op de realiteit van het leven. Het definieert dit antwoord vanuit de relatie met God en laat zien hoe deze God Zijn oplossing en verlossing realiseert in de harde realiteit van deze wereld. Het is een prachtige boodschap en een verhaal dat in vele afzonderlijke stappen wordt verteld.

Hier is nu de context:

De echte ervaring in deze wereld > beschreven in de Bijbel en beantwoord > leidt tot het besef van een betere toekomst.

Dit hele traject wordt gezien tegen de achtergrond van Gods werk en vanuit een relationeel perspectief. Wie instemt met deze verkondiging, wie zijn vertrouwen uitspreekt in deze God en dit verhaal, die gelooft. Degenen die met deze schat in hun hart de wereld in gaan, staan daar niet langer met lege handen, maar hebben ervaren hoe een boodschap hun eigen leven en mogelijk ook dat van anderen kan vormgeven. Het is het vooruitzicht van een toekomst die gekenmerkt wordt door Gods handelen, op weg naar de verzoening van het universum (Kol 1:20).

Als deze achtergrond in het onderricht ontbreekt, blijven er alleen lege woorden over. “Dood door zinnen” is dan het probleem van een focus op onderwijs.

De leegte van geloofspraktijk

Er is ook een leegte in de geloofspraktijk. Dit ontstaat wanneer er geen verkondiging meer is en alles alleen nog maar gericht is op “praktische” dingen. Hiervoor is echter geen “christelijke” gemeenschap nodig. Mensen zijn moreel, zelfs zonder religie (vgl. Rom. 2:14-15). Dus degenen die alleen verwijzen naar de praktijk van het leven, maar de doctrine verwaarlozen, kunnen dit net zo goed beoefenen in een seculiere vereniging. Dat zou soberder zijn.

Ik heb in sommige kerken een oppervlakkige nadruk op het dagelijks leven gezien. Geloof wordt al snel kitsch, zoals je kunt zien in bijna elke christelijke boekwinkel. Vraag gewoon waar de omzet vandaan komt. Het zijn meestal wenskaarten en boeken met levensadviezen. Dit is belangrijk, maar staat in schril contrast met de “spirituele” presentatie in de gemeenschap. In veel nationale kerken schamen mensen zich bijna om over de Bijbel en over God te praten. In vrije kerken wordt Jezus een maatje dat helpt met levensvragen. Beide zijn oppervlakkig.

Zie ook: “Mijn volk vergaat door gebrek aan kennis”.

Een vervuld leven en een vervuld geloof gaan hand in hand. Afzonderlijk beschouwd leiden ze niet tot succes. Dit vereist een bewustere benadering van zowel onderwijs- als levenskwesties. Ze mogen elkaar kruisen.

In plaats van een legalistische benadering

De rechtsgeleerde Tertullianus veroorzaakte een legalistische benadering in de Kerk. De eenzijdige nadruk op lesgeven leidt tot een zijspoor. Lesgeven moet altijd ervaren en beleefd worden. De ervaring van onderwijs wordt in veel tradities bereikt, bijvoorbeeld door middel van een liturgie. Daarin viert de congregatie samen met anderen de pijlers van de gemeenschap en daarmee de fundamenten van de leer. Orthodoxe gemeenschappen, bijvoorbeeld, of ook de katholieke kerk slagen hierin. Ik herken de functie van de liturgie, ook al kies ik misschien een andere richting in doctrinele zaken. Wil een christelijke gemeenschap slagen, dan is er meer nodig dan onderwijs. Sommige gemeenschappen hebben dit al lang begrepen en hebben het geïntegreerd in hun gemeenschappelijke ervaring.

Als je naar vrije kerken kijkt, zijn ze toegankelijker, maar ook oppervlakkiger dan menig traditionele kerk. Nadruk op gevoelens (zoals in de eredienst) kan het gebrek aan inhoud in een liturgie niet goedmaken. Als mensen die teleurgesteld zijn in evangelische kerken op zoek zijn naar een nieuwe richting, kun je de rijkdom van liturgie en orthodoxie zien. Anderen keren zich af vanwege de leegheid van de leer, verlaten vaak teleurgesteld de gemeenschap en worden post-evangelicals, ex-evangelicals of willen op een geheel nieuwe manier over het geloof nadenken omdat eerdere ideeën niet meer in harmonie zijn met de wereld van vandaag.

Degenen die uit gemeenschappen komen waarin de leer (deze veronderstellingen van de gemeenschap) centraal staan, doen er goed aan om de kenmerken van hun eigen geloof te overwegen. Om dit te doen, kun je jezelf vragen stellen als:

“Is de Bijbel net zo gericht op doctrine (en ‘het juiste geloven’) als mijn gemeenschap?”
“Hoe wordt de gemeenschappelijke roeping in Christus gevierd? Is het vooral een gevoel?”
“Waarom laten dogmatische ideeën een muffe nasmaak achter in het dagelijks leven?”
“Is het genoeg om goed te doen? Heb ik het Evangelie dan nog nodig?”

Dit zijn provocerende vragen, maar ze kunnen helpen om de relatie tussen doctrine en geloofspraktijk te verduidelijken. Niets moet worden weggegooid, maar juist herontdekt. De leer is niet het belangrijkste, het dagelijks leven is niet het belangrijkste, maar in een christelijke gemeenschap horen beide bij elkaar. Op welke manier? Dit kan worden verdiept.

Geloof met enthousiasme

Als een boodschap mijn leven raakt, mijn denken een nieuwe kijk geeft, dan kan ik me laten meeslepen door enthousiasme. Deze verklaring is algemeen. Er is niets gezegd over de inhoud van het geloof. Als oudere uitspraken en inzichten alleen nog maar holle frasen lijken, als het enthousiasme wegvalt, is het een normale en gezonde levensdrang om op zoek te gaan naar iets beters.

Enthousiasme ontbreekt omdat de oude zinnen niet worden voortgezet. Dit gebeurt zowel in traditionele kerken als in vrije kerken. Als er vandaag een nieuwe gemeenschap wordt gesticht, zal deze na verloop van tijd waarschijnlijk hetzelfde soort zinnen en uitdagingen ervaren. Er zijn misschien gemeenschappelijke kenmerken: Het gaat over de subcultuur en daarin over het verband tussen leer en geloofspraktijk. Als geloof en leven niet langer één geheel vormen, als levensvragen terzijde worden geschoven of als verdiepende en reflectieve vragen worden ontweken, verzwakt de basis van de gemeenschap. Ware menselijkheid en ware spiritualiteit vallen dan weg. Deze twee moeten echter weerspiegeld en levend gehouden worden in steeds veranderende tijden.

Er moeten vonken overspringen tussen doctrine en levensstijl.

Er moeten vonken overspringen tussen doctrine en levensstijl. Mensen moeten elkaar zonder angst vragen kunnen stellen, zelfs vragen die ongemakkelijk zijn, die afwijken, die “ketters” lijken. Niet wij moeten denken als de gemeenschap, maar de gemeenschap, dat zijn wijzelf.

Tussen onderwijs en levenspraktijk

Zo’n 40 jaar geleden wilde ik vooral valse leringen vervangen door betere. Dat is waardevol. Dit heeft mijn geloof een brede horizon gegeven. Veel mensen staan er vandaag de dag nog steeds. In dit proces ontdekte ik dat veel “ideeën over de Bijbel” niet noodzakelijkerwijs zijn wat de Bijbel zelf zegt. Er zijn vaak opvallende verschillen tussen de vermeende “bijbelse” standpunten en de Bijbel zelf. Deze ontdekking was als een bevrijding.

Vandaag denk ik verder vooruit dan toen. Het gaat niet langer alleen om goed of fout. Ik heb een andere kijk gekregen op mijn leven en op mijn geloof. Tegenwoordig erken ik vol vertrouwen dat de Bijbel nuchter is en niet zo ideologisch koppig als sommige ideeën over de Bijbel. Ik heb vertrouwen gekregen in wat de Bijbel zegt, maar ik ben niet meer zo gefocust op zwart-wit ideeën. Ik erken de getuigenissen als betrouwbaar, maar vraag me steeds vaker niet alleen af “wat” er geschreven staat, maar ook “waarvoor het geschreven is”. Lesgeven is geen doel. Wat is het doel?

Lesgeven en geloofspraktijk zijn in mijn leven geëvolueerd. In veel gemeenschappen wordt dit afgekeurd, maar ik heb gemerkt dat het gezond is. Ik weet zeker dat men in termen van kerkgeschiedenis ook wel eens terugkijkt op onze tijd en dan sommige opvattingen classificeert als een tussenstadium van een grotere ontwikkeling. Aliveness ziet en leeft de gezonde spanning tussen doctrine en geloofspraktijk.