Deze vraag kan een wespennest doen ontstaan. Voor velen is het vanzelfsprekend dat een “ware” christen ook “trouw aan de Bijbel” is. En wee iedereen die dit in twijfel trekt! Het enige wat voor mij vreemd blijft is dat Jezus of de apostelen nooit spraken over “trouw aan de Bijbel”. Dit maakt meteen duidelijk dat het om een interpretatie gaat. We willen deze hier een beetje verkennen en kijken of we de ideeën hierover kunnen differentiëren.

Wat betekent “trouw aan de Bijbel”?

Geen enkele Bijbelschrijver heeft het erover dat we “trouw aan de Bijbel” moeten zijn. “Trouw aan de Bijbel” is een woord dat niet in de Bijbel zelf voorkomt, maar des te meer in bepaalde christelijke kringen. Het is een uitdrukking van een bepaalde houding en een bepaald geloofsbegrip. Hier is een voorbeeld:

Degenen die spreken over “trouw aan de Bijbel” roepen een conflict op dat in het eerder genoemde artikel als volgt wordt beschreven:

“Maar als ik individuele uitspraken uit het Nieuwe Testament ga definiëren als tijd- of plaatsgebonden, dan houdt bijbelgetrouwheid al snel op.”

Plotseling zit je gevangen in een conflict dat bepaald wordt door twee uitersten: “Alles in de Bijbel is waar” of “Alles in de Bijbel is onwaar”. Het is opvallend dat deze visie niet gericht is op de boodschap van de Bijbel, maar op de veronderstelde basis van de “betrouwbaarheid van de tekst”, die zich uit in het vrij zijn van fouten. Vlekkeloosheid zorgt dan voor relevantie voor het leven. Elk onderscheid is ongepast. Daar komen we zo op.

Nu, in het bovengenoemde artikel, blijft het niet bij deze eerdere verklaring, maar gelukkig wordt het ook enigszins gerelativeerd:

“Natuurlijk vragen we ons altijd af wat de betreffende schrijver in zijn context (tijdelijk, regionaal) te zeggen had. En natuurlijk zijn de leringen die God gaf in de tijd van Gods volk onder de wet anders dan die Hij geeft in de tijd van genade. Maar dat neemt niets weg van onze verantwoordelijkheid om Gods Woord ook letterlijk te nemen.”

Dus aan de ene kant houdt trouw aan de Bijbel op als je bepaalde teksten interpreteert als plaats- en tijdgebonden, maar aan de andere kant wordt het belangrijk geacht om sommige teksten te herkennen als plaats- en tijdgebonden. Je voelt dat de soep niet zo heet wordt gegeten als hij wordt opgediend.

Maar wie bepaalt hoe iets geïnterpreteerd moet worden? De ene is “voor altijd”, maar de andere is “voor deze of die tijd”? Dit is waar interpretaties en leringen om de hoek komen kijken. Deze bepalen wat er geloofd moet worden en hoe het geloofd moet worden. Zoiets valt alleen op als je consequent naar rechtvaardigingen vraagt.

In de eerder genoemde bijdrage vindt het onderscheid plaats vanuit een heilshistorisch perspectief. De tijd van de wet en de tijd van genade worden genoemd. Dit heeft weinig te maken met de Bijbeltekst als “tekst”. Het gaat om interpretaties en leringen over de tekst. Men wil trouw zijn aan de Bijbel, maar men lijkt vooral trouw te willen zijn aan de leer. We zijn hier aangekomen bij de ideologische wortels van het begrip van de Bijbel.

De Bijbel moet “letterlijk” waar zijn

In het eerder genoemde artikel wordt ook een nieuw woord geïntroduceerd. Je moet Gods woord “letterlijk” nemen. Dit is een sleutelwoord in het begrip van de Bijbel door veel christenen. Ik begrijp dat mensen Gods woord serieus willen nemen. Serieus nemen wordt hier echter geherinterpreteerd als “letterlijk”, en al snel geherformuleerd als “letterlijk”. Dit is de basis voor het propageren van bepaalde opvattingen als “goddelijke orde” in “Bijbelgelovige kringen”, omdat het letterlijk in de Bijbel staat, hoewel dit – nuchter beschouwd – vaak alleen iets te maken heeft met de interpretatie van de gemeenschap.

Deze termen vormen een conceptuele wereld: verbale inspiratie, letterlijk, letterlijk, bijbels. Dus als je trouw wilt zijn aan de Bijbel, wordt gesuggereerd dat je de Bijbel letterlijk moet nemen. In de praktijk betekent dit dat de conclusies van de doctrine geaccepteerd moeten worden.

Het lijkt me belangrijk dat we de grenzen van onze aannames over de Bijbel leren kennen en er openlijk over praten.

De neutraliteit die wordt nagestreefd is theoretisch aanwezig door het gedefinieerde standpunt, maar staat voortdurend onder druk door de doctrine. Neutraliteit wordt gepretendeerd door termen als “bijbelgetrouwheid”, “letterlijke interpretatie” en “woordelijke inspiratie”. Helaas zijn dit geen “neutrale” interpretaties. De werkelijkheid is iets complexer. Het lijkt me belangrijk dat we de grenzen van onze aannames over de Bijbel leren kennen en er openlijk over praten.

Is de Bijbel “waar”?

Degenen die spreken over “trouw aan de Bijbel” en zich laten meeslepen in dit “waar/onwaar”-conflict, worden daardoor op een dwaalspoor gebracht. De nauwkeurigheid van de tekst staat nergens in de Bijbel ter discussie. Hoewel Gods uitspraken als betrouwbaar worden beschreven, werd mensen gevraagd om in God te geloven, niet in het Woord. Het woord moet vertrouwd worden omdat het van God komt, niet omdat het een magische kwaliteit in zich heeft. Dit zijn kleine maar belangrijke verschillen. Paulus zei bijvoorbeeld:

“Daarom hebt goede moed, gij mensen, want ik geloof God dat het zo zal zijn, op de manier die mij is beloofd.”
Handelingen 27:25

Het woord is waar, maar hij gelooft God. Dat is het verschil. Maar nu moeten we ons ook afvragen op welke manier het woord waar is? Gaat het om elke letter? Het antwoord is: Nee, het gaat niet om de individuele letter. Het gaat om de belofte, zoals in de eerder geciteerde Bijbeltekst staat.

Lange tijd heb ik mezelf gedachteloos omschreven als “trouw aan de Bijbel” zonder me bewust te zijn van wat daarmee werd uitgedrukt. Pas later kwam het bij me op dat Jezus en de apostelen nooit opriepen tot “geloven in de Bijbel”, maar eerder tot “geloven in God”, of beter gezegd “vertrouwen op God”. Ik zal tegenwoordig geen zinnen meer gebruiken als “Ik geloof in de Bijbel” omdat ze niet correct zijn. Ik geloof in God, niet in de Bijbel. Ik leer van de Bijbel. Maar de Bijbel mag niet worden gelijkgesteld aan God.

Ik zal proberen dit te schetsen volgens mijn begrip: De leer van de mondelinge inspiratie ziet de Schrift “als geïnspireerd door God” en baseert daarop de vrijheid van dwaling van de tekst. Met andere woorden, de Bijbel komt van God, is daarom waar en bevat geen fouten. Dit is natuurlijk flauwekul. In een discussie verwijzen mensen graag naar de autoriteit van de Bijbel alsof het de autoriteit van God is. Deze worden op één lijn gebracht.

In de praktijk leidt dit tot merkwaardige beoordelingen in de zin van “Als je niet gelooft wat ik uit de Bijbel lees, dan geloof je de Bijbel niet! Vanaf hier is het slechts een kleine stap totdat iemand het geloof wordt ontzegd. Dit wordt mij voortdurend verweten – maar alleen vanuit een bepaalde hoek. Mensen zijn meestal verbijsterd dat ik de Bijbel als betrouwbaar zie en er toch anders over denk. Door dit te doen, schud ik zowel hun begrip als de zwart-wit kijk op de wereld door elkaar. Dus ik moet de verkeerde kant op gewonden zijn. Dat klinkt logisch, toch? In de regel ligt de autoriteit op grond waarvan mijn orthodoxie wordt ontkend niet bij de Bijbel of bij God, maar bij de hulpeloosheid van de ander.

We maken deel uit van een ontwikkeling

Mijn “trouw zijn aan de Bijbel” gebeurde met de beste bedoelingen, maar het was ook een schouwspel waardoor ik naar de Bijbel keek. Het blokkeerde mijn zicht op wat er in de Bijbel stond. Natuurlijk heb ik veel geleerd en ik ben vandaag de dag niet minder gehecht aan de Bijbel dan toen, maar ik heb geleerd om mijn visie enigszins te differentiëren. Ik realiseerde me dat mijn veronderstellingen ook geloofstradities waren met een geschiedenis. Trouw aan de Bijbel is een vreemd woord. Waarom gebruiken we dit?

Als ik mijn begrip beter wil inschatten, gaat het ook over hoe mijn geloof is gevormd. Ik was verbaasd om te ontdekken dat het niet alleen door de Bijbel was gevormd, maar ook door de kerken en gemeenschappen, door theologisch onderwijs en door talloze gesprekken, boeken en argumenten. In de beste zin van het woord: mijn geloof is een product van alle ervaringen, alle kennis en ook een product van de tijdgeest en de christelijke omgeving waarin ik me bevond. Het woord “trouw aan de Bijbel” werd me geleerd in mijn persoonlijke omgeving of ik plakte het op mezelf als een etiket. Dit is een neutrale uitspraak, maar met verstrekkende gevolgen.

We maken altijd deel uit van een verhaal. Ik heb gemerkt dat sommige gemeenschappen graag praten over hun eigen “startpunt”. Bijvoorbeeld de kerken van de Reformatie of het begin van de Charismatische Pinksterbeweging door de gebeurtenissen in Azusa Street 6 in Los Angeles in 1906. Dit waren vernieuwingsbewegingen. Wie vandaag de dag naar zulke gebeurtenissen verwijst, getuigt ervan deel uit te maken van een traditie. Het maakt niet uit in welke gemeenschap je je vandaag bevindt, want er is altijd een achtergrondverhaal. Degenen die zichzelf vandaag de dag trouw aan de Bijbel noemen, hebben waarschijnlijk hun wortels in 19e-eeuwse bewegingen.

Kerkgeschiedenis is het verslag van een ontwikkeling. Wij zitten ook in deze ontwikkeling. Wat wij geloven is niet simpelweg “eeuwige waarheid”, maar ook het product van deze ontwikkeling. Dit relativeert overigens niet de Bijbel, maar het relativeert mijn begrip van de Bijbel. Voor al het vertrouwen dat ik in de Bijbel stel en voor al het vertrouwen dat ik stel in wat de Bijbel zegt, blijf ik zelf gebrekkig en blijft mijn kennis fragmentarisch. Deze nederigheid maakt deel uit van de bijbelse verklaringen:

“Omdat we tot nu toe slechts uit een fractie onderscheiden en uit een fractie profeteren.”
1Cor 13,9

Als we iets kunnen meenemen uit deze opmerkingen, dan is het dit: We weten niet alles, we kunnen niet alles, maar we mogen er wel naar reiken, namelijk om naar Christus toe te groeien (Ph 3:14). De ontwikkeling is positief. Het betekent ook dat niet alles altijd hetzelfde blijft.

Kan de term “trouw aan de Bijbel” gedetailleerder beschreven worden?

Het woord “behouden

In het Nieuwe Testament vind je geen uitdrukkingen als “trouw aan de Bijbel” of iets dergelijks. Dit was geen probleem in de tijd van de Bijbel. Je hoorde de woorden van God en vertrouwde op die woorden – of niet. Het leven getuigde van wat men geloofde.

In Deuteronomium 27 staat een gebod aan Israël om “het woord te bewaren”. Dit is een ander soort verklaring en ik vind het de moeite van het overwegen waard.

“En Mozes en de oudsten van Israël geboden het volk, zeggende: Bewaar al het gebod, dat ik u heden gebied.”
Deut 27:1

Het was een oproep aan Israël om zich aan de woorden van hun God te houden en de wetten te gehoorzamen, namelijk om ze uit te leven. Het “bewaren” betekende ook “herinneren” (Deut 27:3-4). Het “vandaag” in de tekst is het contrast met de “toekomst”. Je moet de woorden altijd in gedachten houden en er niet van afwijken.

“En Mozes en de priesters, de Levieten, spraken tot geheel Israël, zeggende: Wees stil en hoor, o Israël! Heden zijt gij een volk geworden voor den HEERE, uw God. Gehoorzaam dus de stem van de HEERE, uw God, en doe Zijn geboden en Zijn verordeningen, die Ik u heden gebied.”
Deut 27:9

Het is zonneklaar dat deze instructie betrekking had op Israël en niet automatisch op ons. Maar we kunnen hieruit leren dat deze dingen zo belangrijk waren dat ze werden opgeschreven. Sindsdien is het Joodse volk een “volk van het boek”, maar niet “van de letter”. Het ging om de beloften, om het verklaarde feit dat het volk aan de Heer toebehoorde. Het ging niet om de tekst, maar om het feit dat deze God een verbond, een verbintenis met hen was aangegaan. Alles volgde uit dit feit. De tekst is getuige van deze dingen.

Dat is nog niet alles wat er tot nu toe is gezegd. Mozes, zo lezen we in hetzelfde hoofdstuk, beval twee groepen mensen om te getuigen. Eén groep stond op de berg Gerisim en moest de mensen zegenen. De andere groep stond op de berg Ebal en moest de mensen vervloeken.

De rest van het hoofdstuk spreekt niet over de zegen, maar over de vloek. Dat lijkt niet helemaal juist. Bij elke uitspraak bevestigden de mensen de uitspraken met “Amen”. Het afsluitende vers luidt:

“Vervloekt zij hij die de woorden van deze wet niet handhaaft om ze te doen! En al het volk zegt: Amen!”
Deut 27:26

Met “Amen” wordt iets bevestigd. Ze zeggen “Getreu!”. Hiermee moet je van horen naar doen gaan. Daarom ging dit hoofdstuk over horen, dan bewaren en ten slotte bevestigen. “Je aan de woorden houden” lijkt een veel gezondere geloofshouding te beschrijven dan aandringen op de vlekkeloosheid van een wollige trouw aan de Bijbel. Net zoals Maria naar verluidt zou hebben gedaan:

“Maar Mirjam bewaarde al deze toespraken en overwoog ze in haar hart.”
Lc 2,19

Stel de scherpstelling correct in

Richten we ons geloof op de “waarheid van de letters” of op “het vertrouwen op God”? Hier ligt een verschil. We moeten leren om de Bijbel van God te onderscheiden. Mijn ervaring zegt me dat ik de Bijbel kan vertrouwen in wat er staat. Ik weet dat het woord betrouwbaar is. Maar dat is niet de boodschap van de Bijbel. Ik vertrouw op God, niet op het “letterlijke”. Maar ik wil leren om het woord in mijn hart te bewaren.

Waar vertrouw ik echt op? Op het feit dat de Schriften “door God geopenbaard” zijn (2 Timoteüs 3:16-17), dat wil zeggen, gedragen door Gods Geest. Geest – niet letter – moet centraal staan. Ik reken erop dat ik de Schriftteksten lees en Gods Geest daarin met mijn geest laat getuigen (Rom 8:16). Ik ben afhankelijk van Hem, niet van een boek. Effect is door geest, niet door letter (Joh 6:63).

Zoals je een hamer niet kunt verwarren met de ambachtsman die hem gebruikt, zo kun je de Bijbel niet verwarren met de God die zichzelf erin herkenbaar maakt. Omdat we in de vergelijking alleen de hamer zien en niet de ambachtsman, kan dit ons verleiden om de hamer als essentieel te zien. Maar belangrijker is de vakman die ermee werkt. Zonder ambachtslieden is de hamer niets.

Moet een ware christen trouw zijn aan de Bijbel? Nee. Het gaat niet over de Bijbel. De Bijbel is slechts een hulpmiddel. Het is een middel om een doel te bereiken. Het is een hulpmiddel voor de “mens van God”, zoals Paulus het zegt:

“De hele Schrift is door God geopenbaard en is nuttig voor onderricht, berisping, correctie en vorming in de rechtvaardigheid, opdat de mens Gods wordt voorbereid en toegerust voor alle goed werk”.
2Tim 3:16-17